KANKOU - KUMA

Dat ze uit Mali komt, kon ik al snel en bij de eerste beluistering vaststellen, maar dat ze van haar familienaam Kouyaté heet en het nichtje is van de grote Bassekou, dat vernam ik pas na enig zoekwerk op het wereldwijde web. Ik kwam haar naam voor het eerst tegen, zo’n vier of vijf jaar geleden, toen ik het mocht hebben over de soundtrack van “They Will Have to Kill Us First” en nu is er dus een soloplaat van haar. Alhoewel…”solo” klopt niet helemaal, want bij nadere beluistering blijkt het een duoplaat te zijn en de partner is Mark Mulholland, een Schotse folkmuzikant, die geregeld voor langere tijd in Bamako verblijft en dus het pad van Kankou kruiste. We kennen die man ook van zijn aandeel in het Alba Griot Ensemble -“The Darkness Between the Leaves” blijft een formidabel album- en we kijken nu al uit naar de nieuwe platen die hij opnam met Afel Bocoum en met de Haïtiaanse dichter James Noël.

Deze Kankou-CD is de eerste van een tweeluik, waarvan deel 2 niet al te lang meer op zich zal laten wachten en ze is een heel fijne mix van welhaast klassieke Malinese zang, subtiele elektronica, uiterst gevarieerd gitaarwerk dat zowel folk als rock en soul herbergt en puntgave percussie. Die komt uit de handen en voeten van Olaf Hund, een Parijzenaar die tot de vriendenkring van Mulhallond behoort, sinds die twee jaar geleden naar de Franse hoofdstad verkaste. Mulholland bespeelt zowat alle andere instrumenten en schreef alle songs samen met Kankou, die zich beperkt tot het zingen, maar dat met bijzonder veel verve doet. Dit is een heuse zangeres, die over een heel arsenaal aal stemtimbres en fraseringen beschikt en die telkens weer het juiste register weet open te trekken om elke song naar haar hand te zetten.

Die songs handelen over zowat alles wat mensen in het algemeen en vrouwen in het bijzonder aanbelangt. De openende klaagzang “Sigi” legt al meteen een vinger op een hele grote wonde: als een vrouw trouwt, wordt ze, in ruil voor tien cola-noten een slavin; trouwt ze niet, dan wordt ze zowat uitgespuwd”. De Britse folkkant van Mulholland komt bovendrijven in het gitaarspel op “Da”, een song waarin de grootsprakerige man aangepakt wordt. In de titelsong waarschuwt Kankou voor de kracht van woorden, die net zo goed levens kunnen verwoesten als redden. Dat doet ze tegen een stevig rockende gitaarmuur, doordrenkt van allerlei bliepjes, terwijl in “Bin” een eerste van twee keer plaats ingeruimd wordt voor de harmonica van Vincent Bucher. In dat bluesy nummer roept Kankou de mannen op om, als ze dan toch hun problemen via fysieke confrontatie willen oplossen, dat te doen zonder bloedvergieten.

“Obadya” is dan weer aan een ander facet van Mali gewijd: het land waar mensen dansen en hun vreugde ook weten te uiten. “Ne Bi Fe” bezingt de lof van de geliefde, die de kracht had om zich niks aan te trekken van wat de mensen van hem zeggen, maar die gewoon zijn hart volgde. Een Malinese versie van Romeo en Julia volgt in “Dimi”, waarin de elektronica heel knap in duel gaat met de woestijnblues-gitaar. In “Ko Da Koma” klaagt en huilt de mondharmonica van Bucher ten tweede male in harmonie met banjo en slidegitaar en de plaat sluit af met “Yande”, over het kwaad dat woorden kunnen veroorzaken, zeker als ze gesproken worden door iemand uit je naaste omgeving. Die tekst, tegen een achtergrond van stevig, bijna-psychedelisch gitaarwerk, laat serieuze sporen na, waarna “Djuduya” de plaat bijna suikerzoet neerlegt, al contrasteert de zang flink met de inhoud: Kankou zegt poeslief tegen ieder die het wil horen, dat het maar eens gedaan met arrogant gedrag en onderdrukking. Dat levert alles samen drie kwartier lang heerlijke muziek en fantastische zang op en een plaat die de aandacht verdient van iedereen die met wereldmuziek bezig is!

(Dani Heyvaert)

 


Artiest info
   
 

Label: Cannery Row
distr: Xango

video